Inschatten van je eigen huidtype, hoe doe je dat?
Welk huidtype heb jij? Verbrand en verkleur je snel in de zon, of juist niet? Een bekende indeling in huidtypes is die van dr. Fitzpatrick. Deze wordt gebruikt om in te schatten hoe gevoelig iemands huid is voor de zon. Maar kun je de gevoeligheid van je eigen huid goed inschatten op basis van deze indeling? Skinwiser onderzocht het.
De 6 huidtypes van Fitzpatrick versus Eilers
Al sinds 1975 wordt dr. Fitzpatrick’s indeling in huidtypes gebruikt om een inschatting te maken van de gevoeligheid van de huid in termen van verbranding en bruinkleuring. In de wetenschappelijke literatuur is veel discussie over de betrouwbaarheid van deze indeling. Eilers heeft daarom in 2013 een nieuwe indeling voorgesteld. Zie onderstaand tabel voor de twee verschillende indelingen in huidtypes.
Verschil tussen inschatten en meten van huidtype
In dit onderzoek is nagegaan of de indelingen van Fitzpatrick en Eilers bruikbaar zijn om het eigen huidtype in te schatten. Om dit vast te stellen is deelnemers gevraagd het eigen huidtype in te schatten en is het melaninegehalte van de huid gemeten. Vervolgens is nagegaan of deze twee uitkomsten overeenkomen.
Het melaninegehalte zorgt voor de kleur van de huid en is een goede indicatie van de gevoeligheid van de huid voor de zon. Hoe lager het melaninegehalte in de huid, hoe gevoeliger de huid is voor de zon.
In totaal hebben 124 studenten van 2 Nederlandse universiteiten en 1 Nederlandse hogeschool deelgenomen aan deze studie.
Uitkomsten onderzoek
Fitzpatrick’s huidtype III is niet het zelfde als Eilers’ huidtype III
Bijna de helft van de deelnemers aan het onderzoek koos bij de indeling van Eilers voor een ander huidtype dan bij de indeling van Fitzpatrick. Zo waren er zelfs twee deelnemers die rapporteerden huidtype III te hebben volgens de indeling van Fitzpatrick (‘Verbrandt soms; wordt gemiddeld bruin’) en bij de indeling van Eilers kozen voor huidtype VI (‘Geen irritatie, gevoeligheid van de huid of jeuk; geen waarneembare verandering van de huid’). Deze resultaten laten zien dat de indeling van huidtypes volgens Fitzpatrick en de indeling volgens Eilers niet goed overeenkomen en we te maken hebben met twee verschillende indelingen (k=0,396; Cohen’s Kappa).
Vervolgens is gekeken of deelnemers met een vergelijkbaar melaninegehalte kozen voor het zelfde huidtype.
Meer melanine gaat samen met ‘lager’ huidtype
Het onderzoek wees uit dat zowel bij de Fitzpatrick-indeling, als bij de Eilers-indeling, het gemiddelde melaninegehalte steeg naarmate de zelf-gerapporteerde huidgevoeligheid daalde (zie de stippen in figuur 1). Dit betekent dat over het algemeen de deelnemers met weinig melanine hun huid gevoelig voor de zon inschatten, terwijl deelnemers met veel melanine hun huid juist ongevoelig inschatten.
Tot zover lijken beide indelingen dus te voldoen.
Figuur 1. Gemiddelde hoeveelheid melanine in de huid (inclusief 95%-betrouwbaarheidsinterval) van deelnemers per zelf-gerapporteerd huidtype. Bij beide indelingen zijn de gemiddelde melaninegehaltes van een aantal aangrenzende huidtypes vergelijkbaar. Deelnemers die kozen voor huidtype I, II of III behoren dus in werkelijkheid tot één groep met een huid met dezelfde zongevoeligheid.
Geen onderscheid tussen huidtype I en II of huidtype II en III
De melaninewaardes van de deelnemers die kozen voor de Fitzpatrick huidtypes I, II of III, lagen erg dicht bij elkaar. Sterker nog, er was geen significant verschil tussen de aangrenzende huidtypes I, II en III (ANOVA, Tukey’s test). In andere woorden: hoewel deze deelnemers over het algemeen geen verschillend melaninegehalte hadden, kozen ze toch voor een ander huidtype. Het zelfde kan gezegd worden over de indeling van Eilers (zie de overlappende balkjes in figuur 1).
Dit betekent dat Fitzpatrick en Eilers hebben gekozen voor een onderscheid tussen huidtypes die gebruikers van de indeling niet herkennen. Zo behoren deelnemers die kozen voor huidtype I, II of III dus in werkelijkheid tot één groep met een huid met dezelfde zongevoeligheid.
Mogelijk is dit te wijten aan het feit dat elk huidtype opgebouwd is uit twee aparte vragen. Gebruikers van de indelingen moeten zich zowel in het antwoord herkennen over het verbranden van de huid na 24 uur, als in het antwoord over verkleuring van de huid na 7 dagen.
In de vragenlijst werd daarom deelnemers ook gevraagd de vragen voor verbranding en bruinkleuring apart te beantwoorden. Wat bleek: meer dan de helft van de deelnemers koos niet voor een antwoordencombinatie die paste bij één van de huidtypes.
Keuze huidtype niet altijd goede voorspeller van zongevoeligheid
Over het algemeen komt de keuze voor het huidtype op basis van de Eilers en Fitzpatrick-indeling redelijk overeen met het melaninegehalte in de huid. Toch is de keuze die iemand maakt voor een bepaald huidtype op basis van de Fitzpatrick-indeling óf de Eilers-indeling niet in alle gevallen een goede voorspeller van de gevoeligheid van zijn of haar huid voor de zon. Veel deelnemers lijken de eigen huid niet te herkennen in de suggesties van Fitzpatrick of Eilers. Zo is voor veel deelnemers een huidtype geen optelling van de twee afzonderlijke antwoorden op de vragen: ‘Hoe reageert de huid na 24 uur?’ en ‘Hoe reageert de huid na 7 dagen?’ Daarnaast blijkt uit de resultaten van dit onderzoek dat gebruikers het onderscheid dat Fitzpatrick en Eilers maken tussen huidtypes (bijvoorbeeld tussen huidtype I, II en III) niet te herkennen.
Een indeling in minder huidtypes is wellicht geschikter. Zo is er wel een duidelijk verschil in melaninewaardes wanneer gekeken wordt naar de keuze van deelnemers voor 1 van de 4 huidskleuren (figuur 2). Deze indeling is minder specifiek, maar wel betrouwbaarder.
Figuur 2. Gemiddelde hoeveelheid melanine in de huid (inclusief 95%-betrouwbaarheidsinterval) van deelnemers per zelf-gerapporteerde huidskleur. Het gemiddelde melaninegehalte van de deelnemers die kozen voor een bepaalde huidskleur week af van deelnemers die kozen voor een andere huidskleur. Deze indeling is daarom mogelijk meer betrouwbaar dan de indeling van Fitzpatrick of Eilers.
Looptijd onderzoek:
maart 2015 – juni 2015
Uitvoering door:
Laura Maat, student Gezondheidswetenschappen, Vrije Universiteit Amsterdam
Onderzoeksinstituut:
Research Institute Skinwiser, Rotterdam, Netherlands.zon